“Een grote steekvlam en ik was weg.”
“De elfde van de elfde was in Royal, ik trad af in een verdwijnkist.” Maar voordat het zover is heeft Arno 1 nog andere wetenswaardigheden. Eerst optreden en dan verdwijnen.
Arno: “Ik hoorde van mijn vader, dat Ben Bolder als spreekbuis van de Prinsekeuzecommissie mij had uitverkoren tot Prins voor het seizoen ’64-’65. Ik was toen pas 24 jaar.
Al sinds 1954 kwam ik bij de On-Ganse carnaval vieren. Alleen op zondagavond mocht ik er toen heen, want ik was net 14 jaar oud en je moest eigenlijk 16 zijn.”
Opgevallen was hij op de jeugdavond door originele creaties als clown en skiër, ook zijn drankorgel sloeg in.
“Bij mijn prinsekeuze was het stampvol, twee bezoekende verenigingen waren ook naar Arnhem gekomen: de Neurenberger Trichter en de Marotte uit Sittard. Ik denk dat ik de Prins ben geweest die het langst in de gans heeft gezeten. Drie kwartier duurde dat, omdat het programma zo geweldig uitliep.
Carnaval was toen in Arnhem nog heel ongewoon. Mijn steek hield ik angstvallig onder de arm als ik van mijn auto naar Musis liep. Pas in de hal durfde ik mij met steek in vol ornaat te vertonen.
Een broekje was ik nog en toen we met een gezelschap uit Neurenberg uitgenodigd waren in de kelder van Van der Loo’s wijnhandel, bood Aad Terstegge mij een prachtige fles Franse cognac aan met de woorden: Die is voor je vader. Zelf dronk ik in die tijd nog geen sterke drank.”
“Ik stond in die tijd een beetje bekend als de goochelende Prins. Voor mijn aftreden had ik een hele grote kist gemaakt; de verdwijnkist. De prinsendragers brachten hem binnen en zetten hem neer. Toen kwam er een grote steekvlam, en ik was weg.”
“In mijn tijd kwam de krant er nog op af als je Prins werd. De Arnhemse Courant is echt bij me op bezoek geweest. Mijn familie vond het allemaal prachtig. Je voelde je toen echt de stadsprins, want veel andere verenigingen waren er niet.”
“Witte schoenen waren er in die tijd niet te krijgen. We zijn stad en land afgelopen, zelfs in Den Haag, waar ik toen werkte, lukte het niet een paar witte stappers op de kop te tikken. We zijn toen maar naar de schoenmaker gegaan om een paar normale trappers wit te laten spuiten. Iedere keer als ik op moest treden, liet ik ze opnieuw spuiten.”
Of er in die tijd ook wel eens flink gelachen werd? Arno begint al te gniffelen. “Die Neurenbergers hadden een beroepskomiek meegebracht: Herbert Hiesel, een echte geintrapper. Na de prinsekeuze gingen we met het hele stel naar Aad Terstegge en daar ging Herbert doodgemoedereerd een hele tulp op zitten vreten. Het stampertje, zo suggereerde hij, was het lekkerst.”
“De presentatie van de Prins op de Boerenavond lag in de bekwame handen van Ad Stein. Op de andere avonden deed Ben Bolder dat. Ceremoniemeester op het toneel was Joop van Loon. Piet Muis heeft jarenlang in de zaal gelopen. De elfde van de elfde was toen in Royal. Heel gezellig, hoewel het aantal bezoekers toen nog niet zo groot was als op de boerenavond. De vereniging was toen nog niet zo groot. Het was meer voor de eigen mensen. Trouwens de hele organisatie was toen anders. De Grote Raad kenden we niet. We hadden een grote Raad van Elf, iedereen die erbij kwam, was welkom. Verder de Prinsendragers en de Bieleman. De Garde en Pierrots zijn er vanaf het begin geweest, ook het Herenballet, waar Gerrit Sanders aan meedeed.”
“De prinsenbegeleiding in mijn seizoen was ook vrij beperkt. Jan Klijntjes ging met me mee naar de fotograaf en zal me ook wel het een en ander verteld hebben, maar op het prinsendiner, waar je onderscheidingen uit moest reiken, stond je echt wel eens met je handen in het haar…”
Arno: “Het is één keer geweest en het is mooi geweest. Laat een ander het maar doen, ik heb genoeg te doen! Natuurlijk was het toen een hele ervaring, maar het maakte toch niet zo’n diepe indruk, omdat ik nog erg jong was. Nu zou ik dat waarschijnlijk heel anders beleven.
“Eigenlijk zijn de zittingen in de loop der jaren weinig veranderd. Het enige wat in mijn jaar gestart is, zijn de kolderstukken. Voor de verenigingsleden waren ze wel leuk, maar voor het publiek waren ze niet echt carnavalesk, daarom zijn ze er later weer mee gestopt.”
Arno loopt nog even warm voor de onderscheidingen van zijn jaar. “Ze hadden een achterkant van gedreven zilver, prachtstukken.”
Ook een Prins “moet wel eens”. Arno had het er extra moeilijk mee. “Voor mij was een gang naar het toilet een ceremonie apart. Al die broeken moesten uit. Pas later ontdekte ik, dat er ook nog een gulp in zat, maar tijdens mijn seizoen, heb ik dat nooit geweten.