“Ben zat mijn vrouw naar boven te duwen terwijl ik zei: zitten!”
“Ik was de eerste Prins die een getrouwde page had, die niet zijn eigen vrouw was. Ik heb haar niet zelf gekozen. Het ging hartstikke leuk.”
“Grappig was: ik ben in een tijd Prins geweest toen we twee Grootvorsten hadden. Zowel Ben Bolder als Paul Meulendijk was er nog. Januari/februari 1977 zijn we in Sittard geweest, een heel weekend. Kinderoptocht en ontvangst in de concertzaal daar. Verder bezoeken aan de nieuwe Prins van Knotsenburg (Nijmegen), de Olde Waskuppe in ‘s Heerenberg.”
“Natuurlijk kende ik de On-Ganse al. Vroeger ging ik altijd naar de carnavalsavonden in Musis. Tussen de avond van mijn Prinsenkeuze en de avond van het Carnavalsconcert moest Ems, mijn vrouw, ineens naar het ziekenhuis. Hoewel ze gammel was heeft ze toch het concert meegemaakt. Wanneer dan het Gelders Orkest op een geweldige manier het Wilhelmus speelt raak je ontroerd. Na afloop kwamen Marco Bakker en Jennie Veninga nog in het Prinsenkwartier.”
“Bij mijn aftreden wilde ik weer terug naar de Schotse Garde waarvan ik voordien deel uitmaakte. Dus: prinsenpak uit en Schots pak aan in een decor van een mooi Schots kasteel.”
Hans de Tweede heeft tijdens zijn prinsdom nog echt wat je noemt toestanden meegemaakt. Mensen die tégen carnaval waren. Bijvoorbeeld: “We kwamen met het hele gevolg bij de Braamberg. Eerst ga je dan een rondje maken met het verplegend personeel en met de directie. Er worden dan wat mensen uitgezocht waar je naar binnen gaat om een praatje te maken. Op een gegeven moment kwamen we bij een mevrouw binnen. …Goedendag mevrouw, dit is de Prins van de On-Ganse. Toen ik haar een hand wilde geven draaide ze zich om, ze wilde er niets, maar dan ook niets mee te maken hebben. “Carnaval is voor de duivel”, zei ze.”
We schrijven 1978.
Een andere toestand, alleen stukken milder, maar tóch: “Mijn grootouders houden helemaal niet van carnaval. Ze komen uit Overijssel en zaten in een protestant-christelijk bejaardentehuis in Presikhaaf. Daar mocht je het woord carnaval niet eens uitspreken. Toen mijn grootvader het wist dat ik Prins was, schudde hij maar een beetje met zijn hoofd. De directrice en een paar mensen heeft hij het in vertrouwen verteld. Toch kreeg ik hem naar de bejaardenavond. Mijn oma was toen ziek. Hij vond het geweldig, kreeg een prinsenonderscheiding en zei, als later iemand iets over carnaval zei: “Ik kan je precies vertellen wat carnaval is, zeg er niets verkeerds over.”
Een mens kan snel en met behulp van een onderscheiding van z’n geloof afraken…
“Tijdens het concert was mij van tevoren ingefluisterd dat na afloop van een bepaald stuk ik een spot op me zou krijgen, zou moeten bedanken en kushandjes geven. Enfin, het stuk was afgelopen, ik stáán dus. Ben Bolder die naast mijn vrouw zat en niets van de voorbereidingen af wist, zei tegen Emsie “je moet ook staan” waarop ik weer tegen haar zei “Ga zitten.” Zo zat Ben haar naar boven te duwen,en ik zei “ga zitten!”. Dat was lachen.”
En dan een krakend slot.
“Ik weet nog goed dat we op die stoelen, die oranje stoelen in Musis met Theo en de page stonden te dansen en dat de stoel doorzakte. De poten braken kompleet af. Maar we gingen gewoon door op de banken, om het publiek op te zwepen tot een hoogtepunt.” En zo hoort het, gewoon doorgaan!