“Hó, leuk, de Prins! En flats, dan kreeg je weer een scheut in je beker”.
Een kort en krachtig begin bij Henk de Tweede.
“Op een zaterdagochtend, rond de klok van elf uur, belde Ben Bolder mij op en vroeg of ik Prins wilde worden. Ik heb hem toen om bedenktijd gevraagd maar toch ja gezegd”. Zo is het gekomen. “Ik heb vervolgens met Jan Klijntjes een gesprek gehad over de maten van het pak en toen begon alle ellende. Kopen van witte schoenen in de stad was natuurlijk verdacht. Hé, de nieuwe Prins, je kent dat. Even erg was, dat er helemaal geen witte schoenen te krijgen waren. Nergens, niet in Oosterbeek en in Renkum niet. We besloten toen oude schoenen van mij wit te maken met aceton. Niemand kon bij ons binnenlopen, je viel om van die acetonlucht. Het voordeel was wel dat ze niet konden vragen waar we mee bezig waren, als ze op de stoep rechtsomkeert gingen”.
Een leuk voorval: “We hebben Swiebertje gehad, de enig echte Swiebertje. Vreselijk geinig. Dat was bij de gehandicapten. Ik zat tussen de mensen in. Heel bijzonder”.
Een nadeel is dat een Prins drankjes krijgt aangeboden. Henk Il had zichzelf echter drooggelegd. Zegt hij: “Drinken deed ik niet tijdens mijn prins zijn. Geen sterke drank, had ik met mezelf afgesproken. Vroeger liep je met je prinsenbeker rond en dan waren er mensen die zeiden: “Ho, leuk, de Prins”, en flats, dan kreeg je weer een scheut in je beker. De Page had die beker meestal vast en een ander flikkerde er dan weer een glas bier bij. Dus in elke vaas en bloempot die we tegenkwamen keerden we die beker om’.
Maar er zijn uitzonderingen. Bijvoorbeeld toen met die kappersbediende. Henk: “Bij de kapper had ik me een keer laten ontvallen dat ik niet eerder dronk dan op dinsdagavond kwart voor twaalf. En jawel hoor, precies op dat tijdstip kwam een kappersbediende mij een klein flesje aanbieden, zo’n piccolootje, op een dienblad”.
Soms, zo komt het ons voor, was het echter zeer aan te bevelen een flinke neut te nemen, want: “je moest je naast de Grootvorst wel een plaats veroveren natuurlijk. Ben was de inspirator, de regisseur. Ik wil niet zeggen dat hij je de kans niet gaf, maar hij was toch wel bepalend bij alles. Maar veel last had ik er niet van. Ik dacht, ik doe het en het ging”.
Zoals de kinderprogramma’s. “Ben Bolder had daarvoor een circus “geschreven”. Onvergetelijke middagen met die levende poppenkast en Generaal Snor niet te vergeten. Eén keer op een zondag kregen die kleine kinderen allemaal een fluitje, ze mochten zo hard blazen als ze wilden. De ouders van die blagen kwamen naar me toe: “Als je nog eens wat weet, we worden hartstikke maf van die rotfluitjes, ze lopen al een paar uur te blazen”.
“We gingen een keer met een prinsekeuzeavond naar Sittard. De ene na de andere Limburgse spreker. Wij verstonden er geen barst van. De hele zaal lag krom en wij maar gekke bekken trekken”.
“Ik trad af op een fiets. Met rok en hoge hoed ben ik de zaal uitgefietst. Dat was eigenlijk de traditionele vorm”.
Dan ten slotte nog een paar behartenswaardige wijze woorden. Henk’s opgestoken vingertje: “We hebben nu het voorzittersoverleg. Voorzitters met eigen bevoegdheden, eigen mogelijkheden. Er hoeft maar iéts te gebeuren en een groep scheidt zich af. Een organisatie wordt zo een onbestuurbare zaak”.