“Ik was Prins in 1970, een goed wijnjaar”.
“Ik kom uit een degelijk katholiek gezin, dus heb ik drie voornamen: Johannes, Augustinus, Henrikus. Ik weet nooit of het nou Henrikus of Hendrikus is. Ik vond Hendrikus altijd zo Brabants, dus heb ik er maar Henrikus van gemaakt. Mijn roepnaam is Jan, dat was gemakkelijk voor mijn prinsennaam. Dat werd dus Jan IV. Ik deed seizoen 1970/71, een goed wijnjaar, zoals later bleek”.
Jan was, zoals hij zelf zegt, afkomstig van het gewone boerenland. “Ik ben dus afgetreden in een eenvoudige boerenwagen met een trekker ervoor. De Prinsekeuzeavond vond hij een enorme belevenis, het was op deze avond dat hij voor het eerst champagne dronk.
“Ik moest een proclamatie voorlezen die ik zelf niet had geschreven, want je had natuurlijk geen barst te vertellen, die schreef denk ik Ben Bolder. Ik was doodzenuwachtig voor 1400 man, ik kwam daar uit die gans, poepzenuwachtig was ik. Verder denk ik dat ik altijd bekend zal blijven als de Prins met de dunne benen, tot mijn schrik begon een daarvan, het rechter been, ook nog enorm te trillen en ik kon het niet meer onder controle krijgen.”
“Begeleid werd je toen niet. Jongens die nu wel eens moeilijk doen over die begeleiding, tegen hen zeg ik, jongens na 1975 is er pas wat aan begeleiding gedaan, de periode daarvoor niet. Muis zei gewoon wat je moest doen, je werd op een stoel neergezet, zitten, een onderscheiding omhangen en bescheiden blijven”.
Jan had eigenlijk al ervaring als carnavalsprins. “Ik was altijd Prins Carnaval op het schippersinternaat. Els (mijn vrouw) is namelijk twee jaar leidster geweest op dat internaat. Ze hebben mij daar een keer Prins Carnaval gemaakt, ik ben dat tot 1970 geweest, met een hoedje en een veertje, allemaal heel simpel”.
“We brachten wel eens een bezoek aan een andere vereniging. Ik herinner mij dat ik een keer of twee in het toenmalige Rutex (waar later o.a. Hagen in kwam) ben geweest, boven speelde zich dat daar af. We bezochten de Flabinussen”.
“Stomverbaasd was ik over het feit – ik realiseerde me dat pas later – dat de Senaat me helemaal niet had gefeliciteerd met mijn verkiezing. Niemand van de Senaat. Omdat ik maatschappelijk werker in het Spijkerkwartier was misschien? Dinsdagsavonds na het carnaval, na de sluiting hebben we met hen in een zijzaal biefstuk gegeten. Dat was eigenlijk het eerste contact met de Senaat. Ik dacht nog, verrek, die kerels hebben me helemaal niet gefeliciteerd en daar zit ik nou biefstuk mee te eten. Dat is eigenlijk wat ik weet van de organisatie”.
“Toen ik uit de gans werd binnengebracht met een blinddoek om en mijn vader zag wie de Prins was begon hij te huilen”.