“Echt zat niet, nee. Mijn Page gooide alles in de plantenbakken”
“Leuke voorvallen, ja, het klinkt misschien een beetje lullig, maar in het Imelda Tehuis ontmoette ik een debiel jongetje. Dat heeft me het hele carnavalsseizoen achtervolgd. Iedere keer kwam hij met een andere tekening, de laatste was een hele grote tak van een boom. Machtig was dat die jongen. Hij adoreerde Prins Carnaval”.
“Een keer ben ik mijn vrouw totáál vergeten, maar dan ook totáál. Dat was die keer dat we ontzettend hebben gelachen in Sittard. We hadden daar een Galazitting gehad met gasten uit Keulen en met de lui uit Sittard. Met de Prins van de Marotte daar werd het gewoon een grandioos feest, waarin iedereen werd meegesleurd. We waren mijn vrouw helemaal vergeten, terwijl ze toch mee was als vrouw van de Prins. Eigenlijk had ze het carnaval van d’r leven moeten hebben want ze kende er niemand. Het eind van het liedje was dat Ben en ik op een gegeven moment in het hotel kwamen. “Ik zal je wel binnenloodsen” zei Ben. “Ze zal wel goed de pest in hebben”. Ben deed snel de deur open – nou je hebt haar nooit zo vurig gezien – en zei: “Snel naar binnen”. En hij weg wezen”.
Een eenvoudig voorval, maar in deze simpelheid is de echte carnavalssfeer in vol ornaat te proeven.
“Je mocht je eigen Page uitzoeken, een heleboel deden dat niet, maar ik wel. Het was net op het moment dat de hele Prinsengarde en bloc op een zijspoor werd gezet. Wanneer je de vrouwen te lang in zo’n clubje laat dan worden ze lastig… Enfin, Jan Klijntjes, Joop van Loon en ik zijn naar de familie Koch gegaan om Diny te keuren. Vroeger had haar vader de Schouwburgbar. Het werd een hele gezellige avond en Diny was een hele leuke meid om te zien. Zij vroeg natuurlijk wie er dan wel Prins werd, maar op die openbaring moest ze nog even wachten”.
“Ik ben afgetreden op een 3 meter hoge barkruk, een barkruk met wieltjes. De oud-Prinsen tilden mij er op”.
“De organisatie van de On-Ganse was toen kleiner, handelbaarder, domineerde ook meer. Ben Bolder natuurlijk in een eenhoofdige leiding, een beetje tirannieke sfeer. Ik had ook de taak Ben te adviseren over programma’s, als criticus de zitting bekijken en daarover verslag uitbrengen. Ik leverde kritiek op de zitting, soms pietluttig, soms ook goed. De kritiek die ik bij Ben deponeerde viel soms niet goed bij hem, hij kon dat geloof ik per definitie niet hebben. Dan kreeg ik meestal een brief terug waarin hij aantoonde dat hij het beter wist”.
“In mijn prinsenjaar hebben ze allemaal een rokkostuum gekregen, daarvoor liepen ze in smoking. Er was toen een nieuwe rage in het dansen. (Paul danst even voor.) Op de Bühne moest ik die dans leren. Iedereen er hartstikke gek van”.
We zullen Paul vragen het bij gelegenheid nog eens voor te doen.
Op onze vraag of hij wel eens echt zat is geweest, antwoordt Paul: “Echt zat nee, daar zorgde mijn Page wel voor, die gooide alles in de plantenbakken”.