“Mijn schoonmoeder zei: Láát die jongen toch lekker..!”
In het begin van Tons prinsenverhaal zit een pondje heimwee naar het oude Musis. In zijn tijd was Musis nog gezellig. “Een eindeloze tent met een oergezellige Rotonde”, zegt hij. “Nu hebben ze de zaak verminkt, van de sfeer in de Rotonde is niets meer over, die is weg.” In het hem toen welgevallige etablissement heeft hij als Prins Ton de Tweede in het seizoen 76/77 heel wat voetstappen gezet. Zoals bij meer exemplaren van het prinsenvolk doemt voor zijn geestesoog snel zijn aftreden op.
“Ik had een ladder tegen het balkon gezet en ben via die ladder over het balkon naar buiten gegaan, dat was de 11e van de 11e (hoe kan het anders). ”
Doch, ordenend nu: “Het idee om Prins te worden… ik ben Prins geworden nadat ik eens met een stelletje aannemers naar Mallorca ben geweest. Al zeg ik het zelf, ik had een tikkie slag van organiseren en ook oog voor het detail. Ben Bolder vroeg toen al of ik er zin in had. Dat was twee jaar vóór mijn verkiezing. Eerst kwam Paul Meulendijk nog. Toen ik, het jaar daarop”. Want hij zei dus ja. Zijn vrouw was er niet voor, maar zijn schoonmoeder – overigens in het ziekenhuis toen – sprak de verlossende woorden: “Láát die jongen toch lekker..!”
En lekker was het. Met genoegen denkt Ton terug: “Het prinsendiner in het Duivelshuis was grandioos. Paul Meulendijk kwam met een verdomd leuke voordracht. Als Hertog van Gelre kwam hij mij een zwaard aanreiken. Ik werd in de adelstand verheven. Het zwaard heb ik nog boven.”
“Mijn totaalervaring van het Prins zijn: uniek. Maar dat ligt aan onze vereniging. We houden van een goeie vorm, van een goeie aankleding, een goeie presentatie en oog voor het detail. Een goed gezicht naar buiten. Ook voor je latere leven meegenomen, deze ervaring.” Net als Jan de Derde vindt Ton de Tweede: ” … met dat prinsenpak, als je dan naar de w.c. moest, dat was een kolerewerk, wat een gedoe!” Maar gevoel voor stijl overheerste.
“Op de avond van het boerenbal was dat lied van de rode rozen nogal in. Ik heb toen een paar honderd rode rozen in de zaal uitgedeeld. Moet je nagaan, in april, maart, wat dát kost. Voor de dagen dat er mensen thuis kwamen eten kocht ik in het groot in. Er kwam zo’n dikke 70 man eten. Gasten aan tafel.”
“De organisatie van de On-Ganse dat vind ik tot nu toe de beste carnavalsorganisatie. Het swingt nog subliem. Alle avonden lopen gesmeerd!”
Aldus Ton de Tweede.